Gepost door Wouter van den Brink op 22 november 2023
In de methode kom je op een groeiend aantal plekken interactieve elementen tegen. Dit zijn stukjes in de methode waar leerlingen zelf spelenderwijs aan de slag kunnen om meer te leren over een onderwerp. Er zijn allerlei toepassingen mogelijk:
Interactieve elementen herken je aan het icoontje in de rechterkantlijn:
In deze serie artikelen nemen we een aantal van de interactieve elementen onder de loep: waar vind je ze terug? Hoe werken ze? En wat hebben jij en je leerlingen eraan?
In deze tweede editie bekijken we de interactieve elementen uit domein B4, grammatica's. Dit subdomein is nieuw geïntroduceerd in het informaticaprogramma van 2019 en is voor veel (nieuwe) docenten misschien vreemd terrein. Daarom voegen we op een groeiend aantal plekken in dit subdomein interactieve elementen toe. Zo kunnen jij en je leerlingen op een zichtbare, tastbare manier met het materiaal aan de slag en wordt het duidelijker waar je precies mee bezig bent bij dit typische theoretische informatica-onderwerp!
Welke stappen onderneemt een compiler of interpreter wanneer code wordt gecompileerd of uitgevoerd? Eerst moet de code grammaticaal worden geanalyseerd. Zo kun je zien of er geen fouten zijn gemaakt in de syntax, en kunnen eventuele logische en semantische fouten worden gevonden vóórdat de code wordt uitgevoerd.
Dat begint allemaal bij het benoemen van alle woorden in de code. Dat ken je misschien (nog) uit de taallessen. Het lijkt namelijk ontzettend op het ontleden van zinnen:
Merk op dat het in deze fase nog niet duidelijk is wat de zin precies betekent. Het is bijvoorbeeld nog niet duidelijk of "zag" of "staan" de persoonsvorm is.
Een 'woord' is in het Nederlands duidelijk aan te wijzen. In programmeercode is het niet altijd duidelijk wat een 'woord' precies is. Daarom laten we dat graag grafisch – en interactief zien!
Door met je muis over het woord in de zin te gaan, zie je welke woordsoort dat woord heeft. Andersom kun je met je muis over een woordsoort gaan om te zien om welke woord in de zin het gaat.
Uiteraard kun je dit ook met code doen:
Uiteindelijk draait het in subdomein B4 natuurlijk om grammatica's. Die beschrijf je in BNF:
<woord> ::= <lidwoord> <zelfstandig naamwoord>
<lidwoord> ::= de | het | een
Hier staat: "Een woord is een lidwoord gevolgd door een zelfstandig naamwoord, en een lidwoord is 'de', 'het' of 'een'". De alternatieven voor alle zelfstandig naamwoorden zijn niet gegeven, maar zou je in theorie met een woordenlijst kunnen maken.
Je gebruikt een grammatica door telkens een regel te kiezen, en één van de mogelijkheden te kiezen, tot er geen regels meer overblijven om toe te passen.
Kun je een bepaalde zin maken met een grammatica, dan is die zin 'geldig' of 'kloppend' (volgens die grammatica dan). Dus: kun je een bepaalde code maken met de grammatica van een programmeertaal, dan is dat — syntactisch gezien — een geldig programma!
In de methode bieden we een interactief element aan dat helpt met het maken van zinnen met een bepaalde grammatica:
Het element staat telkens vlak boven een vraag over een bepaalde grammatica. De leerling kan telkens op een regel (een blauwe knop) klikken en één van de alternatieven selecteren. Zo wordt langzamerhand een zin gevormd met de grammatica:
De uitwerking kan vervolgens worden gebruikt in de verwerkende vragen.
Deze en meer interactieve elementen zijn standaard beschikbaar voor alle gebruikers van Fundament. Heb je vragen over de methode, of ben je geïnteresseerd in een proeflicentie? Neem dan contact op met onze adviseurs via [email protected]. Heb je zelf ideeën voor interactieve elementen in onze methode? Dan horen we dat ook graag!
-- Share It --